Trump’s nieuwe wapen in de industrieoorlog
Een jaar na het begin van zijn tweede termijn zet Donald Trump opnieuw druk op de Amerikaanse maakindustrie. Zijn plan: een belasting op robots die het hart vormen van autofabrieken.
Daarmee wil hij de automatisering afremmen en banen terughalen naar Amerikaanse arbeiders. Het voorstel sluit perfect aan bij zijn America First-strategie, maar de reacties uit de industrie zijn allesbehalve positief.
Vanuit Detroit tot Tokio en Brussel groeit de nervositeit. Fabrikanten waarschuwen voor hogere productiekosten, trager lopende lijnen en duurdere auto’s in de showroom. De inzet gaat verder dan een technische heffing: het raakt aan concurrentiekracht, investeringen en uiteindelijk aan de vraag wie de rekening betaalt.
Van banenplan naar risico voor de industrie
Trump presenteert de maatregel als een banenplan. Minder machines, meer mensen – dat is het idee. In de praktijk raakt het plan echter de kern van moderne autofabrieken. Robots lassen, spuiten, tillen en meten: ze zorgen voor constante kwaliteit en tempo. Precies die ruggengraat komt nu onder fiscale druk te staan.
Fabrikanten vrezen dat een belasting op automatisering het tegenovergestelde bereikt van wat Trump wil. Minder robots betekent minder efficiëntie, meer fouten en hogere kosten. Het gevolg: een tragere productie en stijgende prijzen, zowel voor onderdelen als voor eindproducten.
Geschiedenis herhaalt zich
De robotbelasting is niet Trumps eerste economische schokgolf. Tijdens zijn eerste presidentschap voerde hij importheffingen in op staal en aluminium en onderzocht hij of buitenlandse auto’s een 'veiligheidsdreiging' vormden.
De nieuwe heffing past in die lijn, maar raakt dit keer niet alleen buitenlandse concurrenten – ook Amerikaanse fabrieken en leveranciers staan op het spel.
De politieke winst kan groot lijken, maar economisch is de gok riskant. Minder automatisering betekent minder productiviteit. En dat terwijl landen als China en Duitsland juist verder investeren in industriële robotica.
Fabrikanten slaan alarm
Autoconcerns uit binnen- en buitenland reageren opvallend eensgezind. Tesla, Ford, Toyota en Volkswagen waarschuwen via de Alliance for Automotive Innovation voor een averechts effect.
Minder robots betekent langzamer produceren, meer handwerk en dus hogere kosten. Volgens insiders kan een gemiddelde auto door de maatregel tot 3.000 dollar duurder worden.
Daarnaast speelt veiligheid een rol. Robots nemen repetitieve en gevaarlijke taken over die mensen niet meer hoeven doen. Een heffing op automatisering kan die balans verstoren en bedrijven zelfs richting andere landen duwen, waar productie goedkoper en minder gereguleerd is.
Economie versus politiek
Trump presenteert zijn plan als een manier om 'Amerikaanse banen terug te halen', maar critici spreken van een symbolisch gebaar dat de industrie verzwakt. De internationale autosector draait op schaal, snelheid en precisie – pijlers die direct onder druk komen te staan.
Ook de Europese Unie en Canada hebben inmiddels protest aangetekend. Zij vrezen een nieuwe handelsoorlog, met tegenmaatregelen en vertragingen in grensoverschrijdende toelevering. Uiteindelijk is de vraag wie er wint: de politiek of de economie.
Robots: bedreiging of redding?
De discussie over robots en banen is niet nieuw, maar wel urgenter dan ooit. Voorstanders benadrukken dat automatisering banen juist behoudt door productie rendabel te houden. Tegenstanders, vaak Trump-aanhangers uit de traditionele industrie, zien robots als banenrovers.
Economen wijzen erop dat productiviteit de sleutel blijft tot hogere lonen en duurzame groei. De robotbelasting verandert dat principe niet. Zonder investeringen in scholing en nieuwe vaardigheden lopen juist werknemers het risico achter te blijven.
De keuze voor het Witte Huis is helder: straffen wat verandert, of investeren in wie moet meebewegen.
- Adobe Stock