Tussen 1991 en 1995 produceerde Bugatti voor het laatst zonder de hulp van een heel groot autoconcern supercars. Er was onder leiding van Romano Artioli maar één model en dat was de EB110. De naam stond voor het 110e geboortejaar van oprichter Ettore Bugatti waarin de auto werd onthuld.
Een jaar later volgde de Supersport, die de dubieuze afkorting SS achter zijn naam kreeg en waarvan het binnenkort geveilde exemplaar een prototype was. De SS was lichter en had nog meer vermogen onder de motorkap liggen: de 3,5 liter V12 met vier turbo's wist toen al tot 612 pk te komen. Let wel, dit is dus vijfentwintig jaar geleden, ver voor de W16: de nummers waren toen echt duizelingwekkend.
Dit fabrieksprototype SS werd pas in 1993 gebouwd, maar vormde de basis voor aerodynamische tests en aanpassingen aan het design van de auto. Aanvankelijk werd dit exemplaar uitgerust met motor nummer 009 en achterwielaandrijving, maar voor later testwerk werd het Bugatti vierwielaandrijvingssysteem ingebouwd en de motor werd vervangen door nummer 026. Die V12 is de motor waarmee een andere EB110 in 1992 het wereldsnelheidsrecord voor productiewagens pakte. Die EB110 GT reed overigens 342,7 kilometer per uur.
Na het faillissement van Bugatti in 1995 kwam de auto in handen van de Nederlandse verzamelaar Marin van Rijn, die de auto tot 2015 bezat. Daarna kwam de Bug in de verzameling van degene die er nu alweer vanaf wil, Simeon van der Molen. De twaalfcilinder past waarschijnlijk niet in het portofolio van iemand die een bedrijf in ecowasmiddelen heeft. RM Sotheby's krreg de opdracht om een zo hoog mogelijk bedrag voor de zilverkleurige EB110 SS Proto te bedingen.