Plannen Rutte III: meer asfalt, minder boetes

Het derde kabinet Rutte maakt zich na maanden ouwehoeren klaar voor de start en daarom lekken er regelmatig flarden van het nieuwe beleid uit. Voor de automobilist is er eigenlijk alleen maar goed nieuws te melden over lantaarnpalen, flitsers en asfalt.

Een van de beste onderdelen van de nieuwe plannen van de Mobiliteitsagenda is het idee om verkeersboetes voor minder grove vergrijpen te verlagen. Daar staat tegenover dat de zich telkens herhalende verkeershufters juist hogere straffen gaan krijgen. Laten we hopen dat de bekeuringen voor 3 kilometer te snel rijden nou eens van de tafel gaan verdwijnen of in ieder geval een stuk goedkoper worden. 

Dat is niet het enige goede nieuws dat uit de achterkamertjes van Den Haag naar buiten is gekomen: er is meer. De stroken waar 130 kilometer de maximumsnelheid is, mogen gewoon blijven en zeer waarschijnlijk komen er ook nog extra stukken bij waar je rustig door mag rijden. Mocht je dat in de nacht willen doen, dan krijg je er binnenkort weer licht bij. De lantaarnpalen gaan weer schijnen in de nacht omdat het uitzetten eigenlijk nauwelijks geld bespaarde.

Naast de zes miljard die onlangs opzij werd gezet om verse stroken rijbaan neer te leggen trekt het volgende kabinet ook twee miljard uit om knelpunten in het verkeer te verwijderen. Rondom Rotterdam wordt er gewerkt aan de Blankenburgtunnel en de A16, verder wordt de A15 verlengd. De A1, A2 en A12 krijgen een dotterbehandeling zodat de doorstroom er verbeterd kan worden.

Wie dat allemaal gaat betalen? De trucks. Net als in België en Duitsland gaan trucks per kilometer betalen. Het is wel de bedoeling dat het een eenvoudig systeem wordt, zodat er niet eerst allerlei kastjes in de vrachtwagens gebouwd hoeven te worden. De rest van het geld wil het volgende kabinet inzetten om het vrachtverkeer groener te maken. Ook auto's moeten minder viezigheid gaan uitstoten, maar de doelen daarbij lijken wat erg optimistisch: al in 2030 zou het wagenpark uitstootneutraal moeten zijn, terwijl landen als Engeland, Duitsland en Frankrijk daar tien jaar langer voor uittrekken.