Renault strijdt momenteel zowel in de F1 als de Formule E, maar wil zich meer op één klasse gaan richten. Aangezien in de Formule E alles al gewonnen is, verschuift de focus naar de F1. Daar gaan de Fransen volgend jaar hun eigen fabrieksteam, Red Bull Racing en McLaren van motoren voorzien en dat moet eindelijk eens tot resultaten leiden.
Het doel is om met het fabrieksteam in 2020 wereldkampioen Formule 1 te worden, maar om dat te bereiken moet er nog veel werk verzet worden. Het team investeert flink in nieuwe personeel en heeft recentelijk Jolyon Palmer eruit gestuurd om plaats te maken voor de meer getalenteerde Carlos Sainz.
In de drie jaar dat de Formule E bestaat heeft Renault driemaal de constructeurstitel gewonnen (weliswaar het eerste jaar alleen als leverancier) en eenmaal de rijderstitel. Het komende seizoen, dat op 2 december in Hong Kong start, pakt Renault nog wel mee, maar na de laatste race op 29 juli 2018 is het klaar. Renault stapt uit de elektrische serie.
Dat wil overigens niet zeggen dat de techniek en kennis van het team verloren gaat, want Renaults partner Nissan neemt het stokje vanaf seizoen 2018/2019 over. Dan zijn de Renault-motoren plotseling Nissan-motoren, maar verandert er naast de naam aan het team niet veel.
Het is logisch dat Renault-Nissan op deze manier aan de sport verbonden wil blijven, want in dat vijfde seizoen verdwijnt eindelijk de gehate autowissel halverwege de race. Dat is een maatregel waardoor veel nieuwe partijen in de raceklasse stappen en de competitie mogelijk interessanter wordt. Door Renault op de F1 te zetten en Nissan op de Formule E spreiden de bondgenoten hun kansen maximaal.