Veel F1-fans en -betrokkenen zijn het erover eens dat de huidige situatie niet bepaald wenselijk is: het veld is in tweeën gedeeld, met drie topteams met veel budget bovenaan, en zeven andere teams met een veel kleiner budget, die de kruimels mogen verdelen. De discussies over de toekomst vanaf 2021 richten zich vooral op twee zaken: simpelere motoren en minder budget. Op die manier moet het veld weer rechtgetrokken worden.
Uiteraard doet de gevestigde orde er alles aan om de status quo te behouden, en dus moeten er compromissen gezocht worden. Deze lijkt nu bij de budgetten gevonden: volgens Racefans is er overeenstemming over een $200 miljoen-plafond in 2021, te verlagen naar $175 en $150 miljoen in '22 en '23 (aan te passen aan inflatie). Ter illustratie: de topteams worden momenteel ingeschaald op $500-$600 miljoen, terwijl een team als Haas $120 miljoen op de begroting heeft.
Uiteraard horen bij een compromis ook uitzonderingen. Zo worden de rijderslonen niet betrokken in dit verhaal. Ook marketing- en hospitalitykosten ontspringen de dans, waardoor de ware budgetten voor de topteams zo $50 tot $70 miljoen hoger uitvallen. Kennelijk is de consensus wel dat 150 miljoen de sweet spot is. In een eerder stadium, een jaar geleden, werd er ook al gesproken over een budgetplafond van 150 miljoen, hoewel het bedrag toen in euro's was.
Een officieel statement van de FIA in dezen is er nog niet, daar wordt waarschijnlijk aan gewerkt.