Er is weinig zo inefficiënt als een auto die stilstaat, en particuliere auto's doen dit gemiddeld 23 van de 24 uur op een dag. Als het al niet meer is. Indien deze auto's in de grote steden op de straat geparkeerd staan betekent dit minder beschikbare openbare ruimte, en dat zien de steden graag anders. Door middel van actief autodelen kan je met één voertuig hetzelfde doen als tig anderen, en een auto die steeds in beweging is neemt geen parkeerplek in.
Tot zover de theorie. De praktijk is dat een auto voor veel mensen iets persoonlijks is, en niet bepaald een object dat ze graag delen met wildvreemden. Met andere woorden: geslaagd autodelen begint bij een aanbod van derden. Aanbieders die in de grote steden ook specifieke parkeerplekken danwel -vergunningen hebben, opdat de gebruikte auto ook daadwerkelijk ergens geparkeerd kan worden. Dat is er, en het is groeiende.
Het aantal deelauto's in Nederland bedraagt momenteel 41.000, dit moet naar 100.000 in 2021. Oorspronkelijk moest dit aantal al in 2018 gehaald worden, maar dit bleek iets te ambitieus. Om de 100k te halen geeft stas. van Veldhoven nog een slinger aan de Green Deal: een samenwerkingsverband tussen de regering en lagere overheden, leasebedrijven en de Stichting Natuur en Milieu. Om maar een paar actoren te noemen.
Wat de plannen precies toevoegen aan bestaande initiatieven op het gebied van autodelen wordt niet geheel duidelijk, maar over een jaar of drie zullen we zien of ze effect hebben gehad. In de steden liggen tal van mogelijkheden, en is ook de bereidheid (al dan niet noodgedwongen) van een eigen auto af te zien een stuk groter. Het mes snijdt echter aan twee kanten: de gemeentes azen meteen op de vrije plekken die deelauto's moeten genereren, en willen snijden in het aantal openbare parkeerplekken. Voor de gewone automobilist wordt het dus lastiger een okej
In hoeverre de deelauto een zonnige toekomst tegemoet gaat ligt aan veel factoren, maar over het algemeen geldt: hoe groter het aanbod, hoe eerder mensen geneigd zijn te autodelen. De kans dat er een auto om de hoek staat, en niet twee kilometer verderop, is dan immers groter. De vraag is alleen in hoeverre stedelijke mobiliteit al niet wordt afgevangen door het openbaar vervoer.