Voor Audi is 2019 een overgangsjaar: het merk heeft nog steeds last van de naweeën van dieselgate, en raakt qua afzet steeds verder achterop bij concurrenten Mercedes en BMW. De strategie voor de toekomst is wel helder: een hoge mate van elektrificering, en - uiteraard - kostenbesparingen. Flinke kostenbesparingen.
Bij een dergelijk programma weet je dat de eerste auto's die het loodje leggen de fun-auto's zijn. Coupés met een relatief laag volume of een flink aandeel aan handwerk erin. De Audi TT - inmiddels in zijn derde generatie - zal verdwijnen, en ook de R8 keert niet terug, zo maakte opperbaas Bram Schot gisteren op de algemene vergadering bekend. Voor deze auto's met hun oorsprong in de jaren '90 en '00 is in het nieuwe Audi geen plaats meer, het echte geld zit in SUV's met een leuke marge. De TT wordt in Audi's Hongaarse fabriek gebouwd, de R8 komt uit Audi's kleine fabriek in Böllinger Höfe.
Zoals altijd moeten de woorden van een hoge baas wel goed gewogen worden: van de R8 is de verwachting dat hij opgevolgd wordt door een volledig elektrisch model, dat weliswaar niet 'R8' heet, maar wel duidelijk een spirituele opvolger is. Over de TT werd lange tijd gespeculeerd dat het Quattro Sport Concept uit 2013 een blauwdruk was voor een opvolger. Kortom: er komt geen directe opvolger, maar dat betekent niet dat er helemaal n iets in de plaats van een uitgaand model komt.
Het streven is om in 2025 dertig modellen met elektrische aandrijving in Audi's portfolio te hebben, goed voor veertig procent van de wereldwijde afzet. Als eco-kers op de taart moeten de meeste fabrieken tegen die tijd CO2-neutraal zijn.