Niet al te lang geleden trakteerde Ford ons op de zesde generatie van de Mustang. En wat een traktatie. Wij reden 'm twee weken in Amerika tijdens een schitterende Indian summer. Van Virginia steeds dieper het Zuiden in, The night they drove old Dixie down op repeat en de Mustang onder onze kont. Dus ja, misschien hielp het decor en misschien hielpen de Amerikanen die we volgens de doctrine van het Europese anti-Amerikanisme móeten haten, maar die zo vriendelijk waren dat ze misschien wel aan de druks zaten. De laatste Ford Mustang is een masculiene auto maar zonder zo ongepolijst te zijn dat-ie eindigt op de hellingen van de Blue Ridge Parkway.
Het is een geweldige auto om te rijden en na twee weken van gehuurd maar intens genoegen, wilden we de trouwe Mustang eigenlijk niet retourneren. De wegligging is goed, het interieur is een van de beste die we ooit in een Amerikaanse auto zagen, de ecoboost viercilinder met turbo levert dik driehonderd pk (meer dan de zescilinder) dus hij is snel en bovendien niet eens verschrikkelijk dorstig. De zesde generatie is daarnaast heel aardig gebouwd. Aardig, want hoewel de wagen nog geen vijfduizend mijl buiten de fabriek was geweest, luisterden de achterste zijruiten steeds slechter naar hun elektrische bediening.
Misschien is de Ford Mustang eindelijk goed, omdat-ie zo Europees is geworden. U weet wel, met wielophanging die wél op een postkoets zou misstaan. En dat is nu juist het probleem volgens deze dappere mening: een Mustang die is geïnspireerd door de Ferrari 458 ís Europees, te Europees en daardoor geen echte Mustang. Wij respecteren de moed van een man die tegen vriend en vijand ingaat, maar we zijn het niet met hem eens. Wat hij eigenlijk zegt is: de Mustang was beter geweest als-ie slechter was. Een charmante gedachte, maar dat is toch zoiets als over een veel te krappe auto zeggen dat hij zeer geschikt is voor gehandicapten omdat alleen zonder mensen zonder benen erin passen. Helaas is-ie hier peperduur, anders zouden zeggen: koop die Mustang.