Vrijhandel is machtig mooi: het versterkt concurrentie en maakt producten goedkoper voor consumenten. Het punt is dat vrijhandel, zeker als die onvolledig is, nogal wat verliezers kent. Deze mensen noemen we racisten, domweg omdat het gemakkelijker is pejoratieven tegen hen te schreeuwen dan naar hen te luisteren. Racisten in Michigan en Ohio werkten vroeger bij Ford en GM en lijken enorm op Clinton Eastwood in de schitterende film Gran Torino.
Maar goed, vrijhandel betekent ook dat het erg makkelijk is om banen van het ene naar het andere land te transporteren, omdat productie over de grens goedkoper is en de handel gemakkelijk geïmporteerd kan worden. Tussen 1994 en 2013 verdween een derde van de Amerikaanse werkgelegenheid in de automakerij. In Mexico steeg het aantal banen in die sector met vijfhonderd procent. Dat is dus waarom Trump een einde wil maken aan het Noord-Amerikaans vrijhandelsverdrag NAFTA. En waarom alle memberberries op hem hebben gestemd. Ook al maakt dat auto's duurder.
Het is in niet onbelangrijke mate de autowereld geweest, die de vruchten heeft geplukt van vrijhandel, terwijl daar ook racisten verliezers bij horen. Die verliezers hebben stemrecht. Mogelijk is Donald Trump een totale staatsmongool en volgt snel impeachment. Misschien is Trump een soort Reagan, van wie ook niets werd verwacht, maar uiteindelijk één van de beste presidenten van de twintigste eeuw werd. In elk geval is zijn verkiezingen in potentie een zegen voor een Amerikaans politiek bestel dat steeds minder met witte, armere kiezers te maken wilde hebben. Dat zeggen zelfs zeer geleerde heren.