Deze week kwam het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) met een rapport dat in alles een echo was van een soortgelijk onderzoek 10 jaar geleden. Het onderwerp: de mobiliteitsvoorkeuren van de Nederlander. Hieruit komt naar voren dat we meer dan ooit verknocht zijn aan onze auto en dat ook onze fiets dikwijls een figuurlijke knuffel krijgt. Het OV daarentegen mag van een groot deel der Hollanders het liefst nog gisteren in satans kookketel gesmolten worden.
Wellicht een kleine nuancering vooraf: er zijn twee soorten verkeer, woon-werk en recreatief. We richten ons in onze overwegingen op de forensbewegingen, want deze zijn het meest frequent en het belangrijkste bestanddeel van de reisbewegingen die we maken. Wie het geluk heeft in een stadskern te wonen en werken zal rationeel voor het OV kiezen, en uit het rapport komt ook naar voren dat de veelreiziger dermate is gedomesticeerd door het reizen per trein, tram en bus dat hij een positiever oordeel heeft dan mensen die het OV weinig gebruiken. De meerderheid der Nederlanders zit echter vast aan een auto.
We lichten het belangrijkste grafiekje van het rapport uit:
U ziet, de perceptie van de auto is er alleen maar beter op geworden. Ja, ook het OV kreeg meer positieve beoordelingen, maar het aantal negatieve meningen overtroeft dat van de auto met een factor 10 of hoger.
Je auto is je persoonlijke cocon van staal (of carbon) waarin je geen mensen om je heen hebt, of in ieder geval geen wildvreemden. De mens wordt vaak als een sociaal wezen gezien, maar de behoefte aan het vertonen van sociaal gedrag is zeer tijdsgebonden. Het ene moment heb je zin om mensen te treffen en uitgaand te zijn, op andere momenten trek je je het liefst autistisch terug in je capuchon met je oordopjes in. Dit laatste valt vaak samen met reistijd in de spits.
In een auto kan je na een frustrerende werkdag je favoriete muziek uit de luidsprekers laten blèren, je kunt ongegeneerd schreeuwen, boeren of scheten laten als jij daar de behoefte toe voelt. Geen haan die naar je antisociale gedrag kraait. Je hebt niemand om je heen die contact zoekt terwijl je daar zelf niet op zit te wachten. Je hebt ALTIJD een zitplaats en bent nooit afhankelijk van een dienstregeling. In het OV betekent vertraging dikwijls je overstap missen, in een auto speelt dat niet.
Je kunt telefoongesprekken voeren die je beter niet in het openbaar voert. In je auto komen niet plotseling mentaal instabiele mensen voorbijlopen die tegen je beginnen te schreeuwen of dreigen. Als het regent heb je alleen je eigen nattigheid en geur om je heen, en niet die van honderden anderen. In je auto kan je je eigen temperatuur bepalen en desnoods een raam openslingeren, in een trein of bus niet. En wellicht nog het belangrijkste: ook al moet je wellicht langs een paar plekken waar het verkeer stil staat, van deur tot deur ben je vaak nog steeds sneller dan met het OV, en aan het einde van de rit parkeer je voor je eigen huis en hoef je alleen nog maar naar je voordeur te wandelen. Dát is de charme van een auto, en zorgt ervoor dat we torenhoge belastingen en parkeerongemak voor lief nemen en nog steeds bijna allemaal een auto die een flinke hap uit ons maandbudget neemt bezitten.
Foto: gezellig forenzen op Utrecht CS tijdens de zoveelste sein- of stroomstoring. ANP JEROEN JUMELET