In 1959 gingen er negen straatversies van de D-type verloren tijdens een brand. De XKSS-legende was geboren. Een legende die 57 jaar later voor fantastisch veel geld zou zorgen. Want noem ons cynisch, maar met auto-erfgoed heeft de herbouwde XKSS helemaal niets te maken. Het is marketing, Jaguar die ons wederom laat zien wat voor geweldig raceverleden het merk wel niet heeft. Dat is toch een beetje als Michael Schumachers familie die hem deze week een reclamedeal inwezelt op basis van zijn voormalige status.
Wij houden van Jaguar, maar het merk is gewoon niet meer de topper die het ooit was. De E-type, de Mk II, de XKSS, get over it. Dat de 'nieuwe' XKSS mooier is dan veel tegenwoordige auto's zegt misschien iets over een crisis in design, evengoed als het gegeven dat bijvoorbeeld Caravaggio's Judith onthoofdt Holofernes in elk opzicht meer voorstelt dat de rommel van Damien Hirst.
En hoewel we ons moeten laten inspireren door traditie, is het nu juist geen kunst om traditie slaafs te reproduceren. Daarom is de XKSS ook niet veel meer dan modelautootje dat werkt. Het is tekenend voor Jaguar, dat dit trucje over een paar decennia ongetwijfeld zal herhalen met de F-type, en echt innovatieve machines zoals de C-X75 zowat onmiddellijk na presentatie in de ijskast zet.