Het einde van de auto begint in Amerika

De cijfers liegen er niet om. De ondergang van de auto nadert en het einde begint uitgerekend in het autoland pur sang, de Verenigde Staten. Maar is dat wel zo erg?

Soms klinkt toekomstmuziek als dodenmars. U hoort de doffe dreunen van een begrafenisstoet. Dat zit zo: de auto zal een object van liefde zijn, of zij zal niet zijn. De auto als witgoed is niets. De auto als bot instrument is niets. Dat betekent dat de auto stervende is, of in ieder geval ondood zal worden.

De cijfers uit Amerika liegen er niet om. Van de Amerikanen die vorig jaar hun auto verkochten of van wagen wisselden, begon negen procent volledig op vervoersdiensten te leunen, in plaats van een nieuwe auto te kopen. Nog eens negen procent kocht wel een nieuwe auto, maar was van plan dit jaar over te gaan op mobiliteitsdiensten als enige vervoermiddel. Lees: nieuwe klanten voor Uber en Lyft. Daar komt bij dat mensen met een auto steeds minder vaak rijden en dat steeds minder autolozen een rijbewijs (willen) halen. 

Het is niet dat de auto als stuk blik ophoudt te bestaan. De witgoedwagen blijft wel rijden. (Hoewel overigens wordt verwacht dat autobezit in de VS van 163 miljoen voertuigen in de 2015, zal kelderen naar 44 miljoen in 2030). Die mobiliteitsdiensten doen vooral de auto als liefhebberij de das om. Eigendom is dan niet meer belangrijk, een eigen auto is archaïsch.

Tegenover deze diep-donkere tonen en plechtstatige rouw staat ook goed nieuws: als auto's verworden tot niets meer dan een schakel in een mobiliteitsdienst, bestaat de kans dat het rustiger wordt op de wegen en u links langs vier forenzen in een Lexus zoeft. Misschien hebben de liefhebbers dan de halve wereld, terwijl zij nu nog net als ieder ander "die gewoon van A naar B wil", achteraan in de file moeten aansluiten.