Henry Ford was een Amerikaanse captain of industry. Hij was een nazaat uit een fictief geslacht dat ooit begon met 'Commodore' Vanderbilt en werd voortgezet door mensen als Rockefeller, Carnegie en J.P. Morgan. Ze veranderden het aanzicht van Amerika voorgoed. En omdat de twintigste eeuw zonder enige twijfel de Amerikaanse eeuw was, ook dat van Europa.
Henry Ford was geen volmaakte man. Hij had het historisch besef van een erwt en vond de joden precies even lief als de miskende kunstschilder uit Braunau am Inn. Maar de man kon auto's maken - en nog beter: hij wist ze te verkopen. Hij vond het idee van de lopende band (en daarmee massaproductie) niet zelf uit, maar hij zag er wel de volledige potentie van en in verbeterde het proces waar hij kon.
Bovendien zag Ford ook wat tegenwoordig niet meer helemaal begrepen wordt: het is in het belang van het bedrijfsleven om goede lonen te betalen als je tenminste fatsoenlijke hoeveelheden van je eigen product wilt kunnen verkopen. Je wordt pas rijker als de mensen die voor je werken dat ook worden. Ze moeten in staat zijn om bijvoorbeeld een Model T te kopen. Leg dat nog maar eens uit aan de Nederlandse exportmaffia en hun volkomen doorgeslagen loonmatiging.
Het idee dat je massaal hoogwaardige producten voor een betaalbare prijs maakt, opdat je werknemers ze ook daadwerkelijk kunnen kopen, heet Fordism. En in ieder geval in Fords tijd werkte het geweldig. Op een bepaald moment bestond de helft van alle auto's in Amerika uit een Model T. Hoewel er nog steeds elke zoveel seconden een Ford F-150 wordt verkocht, komt hun relatieve vertegenwoordiging niet eens in de buurt van het succes van weleer.
Maar dat maakt niet uit. Ford had de auto met Fordism en de Model T voor altijd weggetrokken uit de 1 percent-niche. Auto's waren niet bedoeld voor de elite alleen. Nee, iedereen met een baan moest in principe kunnen delen in het genot van de vierwieler. Dat is gelukt - en daarom mogen we het bedrijf dat dat mogelijk maakte vandaag van harte feliciteren met zijn 113e verjaardag.