Een Aston Martin uit de tijd dat de designer nog aan de drugs zat

In de jaren zeventig was Groot-Brittannië de zieke man van Europa. Als medicament tegen de socialisten in het parlement en het rottende vuilnis op straat, werden psychedelische drugs zeer populair. Onder meer bij de ontwerpers van Aston Martin.

Aston Martin is een van de beroemdste namen in de autowereld, maar voor het grootste deel van het leven dezer maker van beeldschone auto's, had niemand een flauw benul hoe ze een winstgevend bedrijf moesten runnen. Dat was de afgelopen tien jaar, ondanks alle eclatante successen, niet anders. Ook de accountants liggen waarschijnlijk te fappen op de ronde vormen van de dubbel DB's.

Ronde vormen, ja, die zijn we nu gewend. In de jaren zeventig probeerde Aston Martin geld te verdienen door een auto met zulke rechte hoeken en scherpe randen dat de miljonair die hem kon kopen, zich eraan zou snijden. Dit deed Aston wel vaker als het zich financieel in de nesten had gewerkt: lucratieve auto's verkopen aan de lucky few om daarmee de dieprode cijfers iets minder paars te maken.

Daarom bouwde het in 1979 de Bulldog. Ja, helaas, er werd er maar één gebouwd. De Bulldog zou appelleren aan het vliegtuigje dat een of andere Aston-bobo vloog, maar dat is hooguit inspiratie geweest. Hij heet de Bulldog omdat die hond het symbool was van een Groot-Brittannië dat nog niet zieltogend was. Een beetje zoals de Valkyrie nu.

Het werd in ieder geval serieus aangepakt: 600 pk (in 1979!) uit Astons befaamde 5.3 V8 en een topsnelheid van dik over de 300 km/u. In een tijd dat niemand dat haalde (ook al zeiden ze van wel). Wat had dit mooi kunnen zijn! Het was alleen ook te technisch, te nieuw en daardoor te duur. Omdat de Bulldog niet de easy money was waarop ze hadden gehoopt, werd het project gestopt. En bleven melancholisch mijmerend achter, dromend over een tijd dat Aston nog écht ver durfde te gaan. Hopelijk gaat de Valkyrie daar weer van getuigen.