De paar uurtjes na diefstal van een auto zijn voor de opsporing ervan cruciaal, want hoe dichter je bij een heterdaadje zit, hoe verser de sporen. Ook dieven worden mobieler: dankzij onze open grenzen is er niets dat een boef belet om met zijn gestolen waar richting het oosten te verdwijnen. Om deze reden hebben de Nationale Politie, de RDW en het Verzekeringsbureau Voertuigcriminaliteit (VbV) gezamenlijk het registratieproces voor voertuigdiefstallen aangepakt en gecentraliseerd.
Een snelle internationale signalering stond als taak centraal. Het doel is om voor alle gestolen -gekentekende- voertuigen binnen twee uur na aangifte een internationale diefstalsignalering te realiseren, en dit wordt in 95% van de gevallen gehaald. De genoemde partijen werkten bij het Landelijk Informatiecentrum Voertuigcriminaliteit in Veendam (spreek uit: Voin-daaahm) aan één proces om alle relevante informatie te verzamelen en te verwerken. Met succes: in 2012 werd 22% van de voertuigen in de eerste uren na diefstal teruggevonden, in 2017 was dit 36%, zo meldt de Stichting Aanpak Voertuigcriminaliteit (AVC).
“Door de aangifte op één punt op te nemen is de kwaliteit van de verzamelde gegevens verhoogd. Gespecialiseerde medewerkers vullen gegevens van de aangever direct aan met informatie uit andere bronnen en zo wordt direct een verrijkte aangifte in alle opsporingssystemen geplaatst. Door het verbeterde aangifteproces is de pakkans van autodieven daadwerkelijk vergroot”.
Sowieso daalt het aantal autodiefstallen al jaren, een betere directe pakkans is een mooie bonus hieroverheen. Als kanttekening kan je dan wel weer bedenken dat het aantal onderdelendiefstallen de laatste jaren nou niet bepaald een dalende trend volgt. Als je complete BMW gestript wordt komt deze weliswaar niet in de diefstalstatistieken, maar zit je wel met de gebakken peren.
Foto: autodief wordt in Duitsland ingerekend.