Het verdienmodel achter Alpine F1

Renault kent een roerige geschiedenis in de Formule 1. In 1977 was het merk pionier met de V6 turbo in de RS01. Ondanks dat deze auto een compleet tijdperk inluidde kon Renault met z'n opvolgers echter nooit een titel pakken.

In 1987 verdween Renault weer van het toneel, om vervolgens in 1989 terug te komen als motorleverancier. Met Williams en later Benetton werden er vier rijderstitels en zes constructeurstitels binnengehaald tussen 1991 en 1997.

Aan het einde van 1997 stapte Renault wederom uit de sport, maar al in 2002 was de Franse formatie weer terug nadat het Benetton overnam. In deze vorm hield Renault het vol tot 2011. In die tijd scoorde het team twee rijders en constructeurstitels met Fernando Alonso.

Red Bull

Die vorm kon het echter niet vasthouden en al snel nam klantenteam Red Bull Racing het stokje over. Terwijl Red Bull tussen 2010 en 2013 vier titels aan elkaar reeg, liet Renault het team over aan Genii Capital, die het vervolgens runde als Lotus.

Twee jaar na het introduceren van de turbo-hybride regels kocht het team Lotus echter weer terug. Na veelvuldig commentaar van Red Bull had Renault maar een doel: bewijzen dat het zonder de Oostenrijkse drankjesgigant een stuk beter kon. Die missie lijkt nu op z'n eind.

Corona

Vanaf 2021 zullen de geel-zwarte wagens namelijk gehuld worden in het traditionele blauw van de Alpine sportwagendivisie. De redenen hiervoor waren op het moment van de aankondiging niet meteen duidelijk. Toch komt de beslissing niet zomaar uit de lucht vallen.

De financiële impact van de coronacrisis heeft Renault hard getroffen en onder druk van de Franse staat, die voor 19,73 procent eigenaar is van de autobouwer, moesten er zwaren bezuinigingsmaatregelen getroffen worden. Het was daarom een tijd niet zeker of Renault überhaupt in de sport zou kunnen blijven.

Het aantrekken van publiekslieveling Fernando Alonso en de budget cuts en herverdeling van prijzengeld in de nieuwe Concorde Agreement hebben daar echter verandering in gebracht.

Het Ferrari-model

Als onderdeel van het concern liep ook Alpine gevaar. Met slechts een model en een beperkte doelgroep leek het erop dat het sportieve merk weinig bestaansrecht had. Renault CEO Luca de Meo wil twee vliegen in een klap slaan door Alpine en het F1-team aan elkaar te verbinden. Met de nieuwe financiële structuur kan het F1 team namelijk geld opleveren, of tenminste geen verliespot meer zijn.

De Meo trekt hierbij inspiratie uit het klassieke Ferrari-model. Enzo Ferrari begon namelijk met straatauto's bouwen om zijn race-activiteiten te kunnen financieren. Bij Alpine ziet De Meo daarnaast nog een wisselwerking: 'Ik denk dat het interessante element de business zal zijn die we rond de racerij ontwikkelen, om zelfs potentieel het programma te financieren. Mijn idee is dat alles gesloten wordt in een closed loop, zodat we de toewijding van de [Renault] groep in motorsport kunnen veiligstellen.'

Closed loop

In dit model zouden de eventuele winsten van het Formule 1-team teruggepompt worden in Alpine om betere producten de ontwikkelen, die vervolgens weer gepromoot kunnen worden met marketingwaarde van racen in de koningsklasse van de autosport. De loop wordt compleet door winsten die dankzij de promotie en betere producten gemaakt worden bij de autodivisie weer terug te sluizen naar Alpine F1 Team.

Over de angst dat Renault als hoofdmerk door de switch gezichtsverlies lijdt is Luca de Meo duidelijk: 'We bestaan al 120 jaar. We zijn overal bekend. Ik denk niet dat we een groot probleem hebben met bewustzijn [van ons merk] in het algemeen. Ik denk dat dit een manier is om verder te gaan, iets nieuws te doen en iets dat aantrekkelijk is voor het koperspubliek'.