Wie zich de 1% in de jaren '80 voor de geest wil halen hoeft alleen maar films als Wall Street of American Psycho op te dreunen. Snelle jongens in dure pakken met nog duurdere schoenen die onder een cokenevel in Manhattan, Londen of Frankfurt leefden en geld als water verdienden. Het materialisme vierde hoogtij en als jij iets beter kon doen dan je rijke collega's dan deed je dat.
BMW verkocht destijds de tweede generatie 7 Serie (E32), wie het beste van het beste wilde ging voor de 750i - al dan niet als verlengde (L) versie - met onder de kap een 5 liter V12. In 1987 ontstond bij motorenbaas Dr. Karlheinz Lange het idee om eens wat groters onder de kap te leggen, een 6.651 cc grote V16 om precies te zijn. In het diepste geheim werd hiervoor bij BMW's skunk works een 750 iL omgebouwd. Nog geen makkelijke klus, want met 4,90 meter was een standaard E32 7 Serie nog korter dan een moderne 5 Serie. En dat terwijl de V16 liefst 30 cm meer lengte had dan de V12 die hij verving. U voelt hem al aankomen: er doemde een ruimteprobleempje op, dat creatief maar omslachtig werd opgelost.
Onder het mom: 'het is een prototype, dus de aanpassingen hoeven niet mooi te zijn zo lang ze maar functioneel zijn' werd de radiator voor het blok weggehaald, waardoor de V16 net paste. Maar een motor zonder koeling laten rijden gaat niet, en dus werden er twee kleinere radiatoren in de kofferbak geplaatst die hun lucht ontvingen van een paar enorme glasvezel uitstulpingen op de heupen van de Siebener. De hete lucht die deze dingen weer produceerden werd afgevoerd via een maatwerk-rooster in de kofferbak, dat zo groot was dat de zaag in de achterlichtunits gezet moest worden:
Toen de BMW-techneuten het motorblok vlak voor Kerst 1987 op de testbank legden bleek deze 408 pk en maar liefst 625 Nm te leveren, een flinke sprong ten opzichte van de 300 pk en 450 Nm die de V12 aan de dag legde. Uit angst voor een overdaad aan draaimoment werd de viertrapsautomaat die standaard in de duurste 7 Serie lag vervangen door de handgeschakelde zesbak uit een 8 Serie. Het prototype waar de V16 in kwam te liggen werd liefkozend 'Goldfisch' genoemd, naar de gouden glans over het verfwerk en misschien ook wel een beetje om zijn dorstigheid. Als je er netjes 120 in zijn zes mee reed verbruikte hij al 15 liter per 100 km.
0-100 deed het protoype in zes seconden, niet slecht voor een slagschip uit de jaren '80 zonder turbo's met alleen achterwielaandrijving. Het ware prestige van de luxecruiser lag echter op de Autobahn, waar de machtige 767 snelheden van 280 km/u kon halen, en dat in een tijd waarin je ook nog de ruimte had om dit daadwerkelijk op de klok te zetten.
Uiteindelijk bepaalde het BMW-management dat een V16 iets te veel van het goede was, de V12 was voldoende om de luxisten onder de klanten tevreden te stellen. Een productieversie met zestienpitter kwam er derhalve nooit, niet bij BMW en ook niet bij de concurrentie. Gelukkig bleef de V12 tot de dag van vandaag behouden, hoewel men bij BMW eind jaren '80 waarschijnlijk had gekeken alsof ze water zagen branden als je ze vertelde dat je 30 jaar later een viercilinder in je 7 Serie kon krijgen.