De geschiedenis van Ferrari's 'Superfast'-modellen

Ferrari presenteerde gisteren de 812 Superfast, en uit bepaalde kringen steeg hoongelach over de naam op. Hier zit echter een historisch randje aan, de 812 had -afhankelijk van hoe je telt- drie tot zes voorgangers.

Het leuke van nieuwe Ferrari's is dat je vooraf met geen mogelijkheid kunt voorspellen hoe ze gaan heten. Voor een buitenstaander is het alsof het merk elke keer weer in een grabbelton van letters en cijfers graait, maar er zit in sommige gevallen toch echt een idee achter. Geen consistent idee, maar desalniettemin een idee. Zo kwam er na de F40 en F50 geen F60, maar een Enzo, heette de facelift van de FF met GTC4Lusso echt to-taal anders, en flikt Ferrari hetzelfde kunstje nu met de update van de F12berlinettazonderspatiebalk (met kleine 'b'), die 812 heet.

De 812 Superfast is niet het eerste model met een '8' ervoor, in de jaren '50 was er al een 860 Monza. De naam '812' is als volgt te verklaren: de '8' staat voor 800 pk, hierachter staat het aantal cilinders. De Superfast-toevoeging tenslotte is een knik naar een aantal historische modellen, die we hieronder uiteenzetten.

De allereerste Superfast was meteen de meest controversiële. Midden jaren '50 bestond Ferrari een kleine 10 jaar, en baas Enzo stond te popelen om de Amerikaanse markt te veroveren. Hiervoor werd de 'America'-serie in het leven geroepen, met modellen die de toevoeging Superamerica en Superfast kregen. Deze two-tone 410 Superfast was een eenmalige creatie op basis van de 410 Superamerica en werd in 1956 aan het publiek op de Autosalon van Parijs getoond. De grote verticale chromen bumperstukken zijn al eigenaardig, maar vallen in het niet bij de vinnen, die duidelijk van Cadillac afgekeken waren.

In het vooronder van de door Pininfarina gestylede koets lag een zware 5 liter V12 die goed was voor 340 pk, net zoals de donorauto. Wel was de wielbasis korter.

Nadat alle 410-modellen in 1959 op waren volgde de Ferrari 400 in het nieuwe decennium. Destijds kreeg de Autosalon van Brussel nog primeurs, en wat voor primeurs: in de Belgische hoofdstad prijkte een geheel nieuwe 400 SuperAmerica. De V12 (gekoppeld aan een vierbak) kromp van 5 naar 4 liter maar leverde wel nog steeds 340 pk. Althans, het waren Italiaanse pk's, dus wellicht moeten we het met een korrel zout nemen. Destijds was er niet overal een rollenbank beschikbaar om de claims te controleren.

De 400 Superfast werd in 1960 op de Autosalon van Turijn onthuld. Hij rolde op een ladderchassis dat nauw verwant was met de 250 GT, die tegelijkertijd geproduceerd werd. Wel was de wielbasis groter om inzittenden meer ruimte te verschaffen. Deze Superfast II was net als zijn voorganger een one-off, die in de jaren erna zou worden vertimmerd tot bovenstaande Superfast III (Genève 1962) en IV, dat uiteindelijk het stijlconcept werd voor de 500 Superfast, het enige echte productiemodel uit de Superfast-serie. Hieronder is de originele Superfast II te zien:

De 500 Superfast debuteerde in 1964 op de Autosalon van Genève, precies 53 jaar voor zijn huidige naamgenoot dat komende maand zal doen. In plaats van de vorige one-offs leverde de productierun van deze Superfast uiteindelijk 36 exemplaren op. De dorstige 5 liter V12 was van liefst zes Webers voorzien, maar genereerde wel 400 pk. Om dat in perspectief te plaatsen: BMW trok hetzelfde vermogen 40 jaar later met de E39 M5 uit een gelijke cilinderinhoud. 

Voor ons is de bekendste eigenaar van een 500 Superfast ooit zonder twijfel Prins Bernhard, a.k.a. de schavuit van Oranje. Bernhard was een goede vriend van Il commendatore en bestelde een groene met kenteken AA-13: zowel de kleur Verde Pinto als het biscuitleren interieur werden speciaal voor hem vervaardigd. Onder de kap van deze Superfast Speciale met chassisnummer 6267GT lag overigens op wens van de Prins de oude 4 liter V12. Misschien was hij het beu om bij elke pomp te stoppen.

Tot gisteren was bovenstaande creatie de enige moderne Superfast. De P540 is een goudkleurig schepsel op basis van een 599 GTB, dat in het kader van Ferrari's Special Projects-programma is gemaakt voor een Yank wiens vader kennelijk kabel-tv heeft uitgevonden. Daar willen we het uit esthetische overwegingen verder graag bij laten.

 Door de jaren heen heeft Ferrari de namen van zijn modellen op verschillende manieren gevormd. Een populaire aanduiding was de inhoud van de motor in de eerste twee cijfers, met het aantal cilinders erachter. Dit was het geval bij de 458, die een 4,5 liter V8 aan boord had. Ook de 348 volgde deze naamstrategie, terwijl de F355 (die 5 kleppen per cilinder had), 360 en F430 die er tussenin kwamen alleen het eerste deel oppakten. Eigenlijk hadden de modellen F358, 368 en 438 moeten heten, maar dat zou een bepaalde mate van consistentie impliceren en daar hebben Italianen een hekel aan. Iemand legde ondergetekende ooit uit: 'Ferrari gebruikt zijn namen afhankelijk van hoe de espresso die ochtend smaakte, het is gewoon Italiaanse chaos zonder enige logica, zoals het hoort'. Waar Ferrari wél al 70 jaar lang consistent in is: het produceren van atmosferische V12's

Slechts zelden is een naam met rekenwerk te herleiden, zoals bij de 488 GTB en de 456. Hier staat de typenaam voor het aantal cc's per cilinder van respectievelijk de 3,9 liter grote V8 en de 5,5 liter V12. Dan zijn er ook nog namen die we niet direct kunnen duiden, zoals van de (540 pk sterke) 612 Scaglietti bijvoorbeeld. En ergens heeft het wel wat, die grilligheid. Je weet, in tegenstelling tot voorspelbaar doortellende andere automakers, echt nooit met wat voor naam Ferrari nu weer op de proppen komt.