"Inruilpremies voor diesels maken de wereld stuk"

Deze week werden de nieuwste milieumetingen uit de veertig grootste steden van Duitsland bekendgemaakt. Veel goed nieuws stond er volgens Der Spiegel niet in: eigenlijk was overal de lucht smeriger geworden in plaats van schoner. Een opvallende uitkomst, aangezien de steden al jaren een milieuzone hebben ingesteld. De Duitse milieuzones werken met stickers, waardoor de bestuurders van auto's weten waar ze wel en waar ze niet mogen komen. De stickers worden toegekend op basis van het bouwjaar van de auto. De verslechterde luchtkwaliteit toont aan dat blijkbaar helemaal geen zin om onderscheid te maken tussen nieuwe en oudere auto's.

Enerzijds is dat natuurlijk mooi nieuws voor milieuzoneshaters: weg met die dingen, want het heeft geen zin. Maar aan de andere kant is dit slecht nieuws voor de autofabrikanten. De Duitse grootmachten hadden juist onlangs tijdens de Dieseltop beloofd om ervoor te zorgen dat er een hoop oude diesels van straat gehaald gaan worden om ze te vervangen door nieuwere auto's. Daarvoor geven de producenten een inruilpremie. Als we de luchtverontreinigingscijfers bekijken, blijkt dat weggegooid geld.

Maar er is nog een reden waarom milieu-economen het helemaal geen goed idee vinden om allerlei auto's plotseling af te schrijven. Het gaat daarbij om de verhouding tussen de vervuiling die een auto creëert tijdens de productie en het gedeelte dat hij uitstoot door daadwerkelijk te rijden. Econoom Henning Wilts van het Wuppertal Institut für Klima, Umwelt, Energie meent dat 60 à 70 procent van het grondstoffenverbruik van een auto tijdens de productie plaatsvindt. Het verbruik tijdens de periode dat de auto wordt gebruikt is maar 30 tot 40 procent.  Als er dus te jonge auto's nu al worden afgeschreven is het veel slechter voor het milieu dan er gewoon mee doorrijden.