Hoe het oppermachtige Renault stilzwijgend uit F1 verdwijnt

Het is definitief: Renault gaat geen motoren meer maken voor de Formule 1. Het Franse merk, dat alleen aan het eigen team Alpine leverde, stopt na 2025 met het maken van motoren in F1.

De Renault Formule 1 auto van 2020

Afgelopen zomer bevestigde Alpine al dat het team niet langer meer met Renault-motoren gaat rijden als in 2026 de nieuwe regels ingaan. Nu maakt moederbedrijf Renault bekend dat het nog een stapje verder gaat. Het Franse merk zal helemaal stoppen met het maken en leveren van F1-motoren.

Dat hing al enigszins in de lucht: Alpine was op dit moment al het enige team dat de motoren van Renault gebruikte en er waren nog geen contracten gesloten met andere teams. Dat Alpine zou stoppen met het gebruiken van de eigen motoren betekende dus in feite al een nekschot voor de F1-motoren vanuit Frankrijk. Maar toch komt hiermee een einde aan een lang en zeer succesvol tijdperk van Renault-motoren in de Formule 1.

De jaren ‘70

Er zijn weinig merken die al zo lang in de Formule 1 zitten als Renault. Alleen McLaren, Williams en Ferrari kunnen pronken met een langer F1-CV dan Renault. Als het om motoren gaat, dan verliest Renault het dus alleen van Ferrari.

Renault kwam in 1977 voor het eerst in de Formule 1, met een eigen team en eigen motor. Het was op zijn zachtst gezegd een moeizaam begin. Hoewel de turbomotor bijzonder innovatief was - het was zelfs de eerste turbomotor in de Formule 1 - was het team het lachertje van de paddock. Renault had bij de Grand Prix van Frankrijk van dat jaar haar debuut moeten maken, maar de auto was nog niet klaar.

Een ronde later, in Engeland, kwam het echte debuut. Het team kon maar één coureur aan de start zetten. Jean-Pierre Jabouille kwalificeerde zich als 21e en mocht zijn auto na zeventien rondes alweer parkeren omdat de turbo moeilijk begon te doen. Dat zette de toon voor de rest van het seizoen en het daaropvolgende jaar: Jabouille deed zijn best, maar de auto kon totaal niet meekomen en viel tijdens de race uit. Pas in de achtste race van het team wist de auto daadwerkelijk de finishlijn te bereiken, en pas in de een na laatste race van 1978 scoorde Jabouille de eerste punten van Renault.

De Renault van Alain Prost in duel met de Ferrari van Rene Arnoux in 1983. (Bron: NL Beeld/Pro Shots)

De jaren ‘80

In 1979 toonde Renault eindelijk wat goede vorm. Jabouille - nu versterkt met een teamgenoot in Rene Arnoux - behaalde zijn eerste overwinning tijdens dat seizoen. Dat kwam doordat Renault halverwege het seizoen een nieuwe auto kreeg. Een auto die beter ontworpen was voor de ground effects. Een auto die daadwerkelijk het potentieel van de krankzinnig sterke motor kon benutten.

En toen was het hek echt van de dam. Arnoux won twee van de eerste drie races in 1980 en Jabouille voegde daar later in het jaar nog een aan toe. Maar het oorspronkelijke probleem bleef bestaan: de Renault was verslaafd aan zichzelf opblazen. In totaal bereikten Jabouille en Arnoux samen maar elf keer de finish dat jaar.

In 1981 vertrok Jabouille uit de Formule 1 na een bijna dodelijke crash. Zijn vervanger was een jong, veelbelovend talent genaamd Alain Prost. De auto was met afstand de snelste op dat punt, al bleef het grote probleem bestaan: de auto was allergisch voor het uitrijden van een race. Prost en Arnoux - en later Arnoux’s vervanger Eddie Cheever - behaalden in de drie daaropvolgende seizoenen elf overwinningen en nog vijftien podiums. Maar doordat de auto en de motor steeds uitvielen, won Renault nooit de titel bij de constructeurs.

In 1984 en 1985 zakte Renault behoorlijk terug. De rest had hen ingehaald, andere teams gingen ook met turbo’s werken, en Prost was naar McLaren verhuist. Om het extra gênant te maken: klantenteam Lotus zette zowaar betere resultaten neer met dezelfde motor. In 1985 eindigde Renault op de zevende plek bij de constructeurs, achter klantenteams Ligier en Lotus. Het ging gepaard met grote financiële problemen bij moederbedrijf Renault. Het raceteam werd na 1985 opgedoekt, en een jaar later stopte Renault ook met het leveren van motoren aan andere teams.

De Williams-Renault waarmee Nigel Mansell in 1992 de titel veroverde. (Bron: NL Beeld / Instar)

De jaren ‘90

Het vertrek van Renault duurde echter niet lang. De turbomotor werd in 1989 namelijk verboden, en Renault zag een geweldige kans om weer terug te keren in de Formule 1. Het Franse merk ging een samenwerking aan met Williams en probeerde opnieuw iets unieks. Renault ontwikkelde namelijk een motor met pneumatische vering, terwijl de andere motoren allemaal metalen vering hadden.

Het bleek een erg succesvol idee, want datzelfde jaar nog werd Williams tweede in het kampioenschap achter de oppermachtige McLaren. In de jaren daarna stond Williams steeds vaker bovenaan het podium, en met het potlood van Adrian Newey en de stuurmanskunsten van Nigel Mansell won de Williams-Renault combinatie in 1992 beide titels. Dat kunstje werd een jaar later met Alain Prost nog eens herhaald, en in 1994 veroverde Williams opnieuw de constructeurstitel.

Dat jaar moest het team de coureurstitel echter aan Michael Schumacher in de Benetton laten. En dus maakte Renault een hele simpele keuze: ze gingen ook motoren leveren aan Benetton. In 1995, 1996 én 1997 werd de titel bij zowel de coureurs als de constructeurs iedere keer gewonnen door Renault-motoren.

Officieel verliet Renault na dat jaar opnieuw de Formule 1, maar in praktische zin bleven de motoren nog wel in de sport. Op dezelfde manier dat Red Bull momenteel in feite nog met Honda-motoren rijdt, werden de motoren van Renault onder andere namen nog steeds gebruikt. Mechachrome (Williams) en Playlife (Benetton) bleven de motoren nog doorontwikkelen, maar van het succes van eerdere seizoenen was geen sprake meer. Onder de naam Supertec namen ook BAR en Arrows nog Renault-motoren af, maar ook zij konden niet echt potten breken met de Franse motoren.

Fernando Alonso won twee keer op rij de titel met Renault. (Bron: NL Beeld/Pro Shots)

Terugkeer in de 00’s

Benetton werd in 2000 opgekocht door Renault en ging meteen weer Renault-motoren gebruiken. In 2002 ging het team weer racen met de naam Renault, iets wat het bedrijf blijkbaar pas wilde doen als het team in staat was voor de titel mee te doen. Langzaamaan klom het team op, totdat het in 2005 en 2006 met Fernando Alonso beide titels won.

Het was het perfecte plaatje voor Renault: een team met de Renault-naam, dat reed met Renault-motoren, had zojuist twee keer op rij de titel bij de coureurs en de constructeurs gewonnen. Renault besloot dus dat het hoog tijd was om weer een team aan de line-up toe te voegen. Vanaf 2007 begon Renault motoren te leveren aan Red Bull. Het Oostenrijkse team moest nog een beetje op gang komen, maar er zat zeker potentie in.

Renault had echter geen idee dat hun deelname aan de Formule 1 drastisch zou veranderen. In 2008 had teambaas Flavio Briatore namelijk een plan bedacht om de Grand Prix van Singapore te manipuleren. In wat tegenwoordig bekend staat als ‘crashgate’, gaf Briatore zijn coureur Nelson Piquet Junior de opdracht om opzettelijk te crashen zodat de andere coureur, Alonso, de race kon winnen. Toen dat in 2009 aan het licht kwam, ging het bij Renault behoorlijk kriebelen. In de loop van 2010 verkochten ze de meeste aandelen aan een investeringsmaatschappij, en aan het einde van het jaar werd de rest van de aandelen verkocht aan Lotus. Het Renault-team verdween opnieuw uit de Formule 1.

De Red Bull met motoren van Renault. (Bron: Red Bull Content Pool)

Dominantie met Red Bull

Maar de motoren van Renault bleven zeer zeker nog wel aanwezig, en met groot succes. Red Bull en Sebastian Vettel wonnen vier keer op rij de titel bij de coureurs en constructeurs, allemaal met Renault-motoren. Lotus reed intussen ook nog steeds met de Renault-motoren, wat hen een handjevol podiums en een overwinning opleverde. En ook oude bekende Williams maakte een paar jaar lang weer gebruik van de Renault-motor. De (vooralsnog) laatste overwinning van Williams werd in 2012 behaald, aangedreven door de Franse krachtbron.

Maar toen in 2014 een nieuw motorreglement inging, begonnen er weer scheurtjes te verschijnen in de fenomenale krachtbron van Renault. De gewoonte die de Renault-motor in de jaren ‘70 en ‘80 had, om zichzelf op te blazen voor de race voorbij was, dook weer op. Red Bull en ook later klantenteam McLaren raakten meer en meer gefrustreerd met de inconsistente prestaties van de motor en het feit dat ze er niet op konden vertrouwen dat de eindstreep werd gehaald.

Intussen was Renault als team ook weer teruggekeerd door het Lotus team weer terug te kopen. Dat team kon ook maar weinig voor elkaar krijgen als het aankwam op prestaties. De Mercedes-motor was gewoon te sterk, dat kon iedereen toegeven. Maar de Renault kwam niet eens op de tweede plaats. Red Bull stapte over naar Honda, McLaren koos uiteindelijk voor Mercedes, en Renault bleef eenzaam achter. Dat was misschien maar beter ook, want toen de andere twee teams nog wel de motoren van Renault afnamen, deden ze het consequent beter dan Renault zelf.

Het Alpine-team is anno 2024 het enige team dat nog met Renault-motoren rijdt.

Slotakkoord

In 2021 verdween de teamnaam Renault alweer uit de Formule 1 doordat het team werd omgedoopt naar Alpine. Dit keer bleef het wel onder het management van Renault staan en het team reed nog steeds met de Renault-motoren.

Maar het waren wel motoren die heel wat anders bekendstonden dan degenen waarmee Red Bull, Williams en Benetton hun titels wonnen. De Alpine/Renault-motor stond erom bekend significant langzamer te zijn dan de concurrentie. En omdat er in afwachting van het nieuwe motorreglement in 2026 een verbod op de verdere ontwikkeling van de motoren werd ingesteld, was het ook meteen het maximale wat er nog mogelijk was.

Er was een drastische verandering nodig. In feite moest Renault dus de nieuwe motoren vanaf 2026 perfect hebben, maar alle geluiden uit de fabriek in Viry waren erg pessimistisch. En dus heeft Renault de knoop nu doorgehakt: na bijna 50 jaar is het einde verhaal voor de Renault-motoren in de Formule 1. De fabriek gaat verder onder de naam ‘Hypertech Alpine’ en zal de motoren ontwikkelen voor Dakar en het WEC. Wat Alpine in de Formule 1 gaat doen is nog onbekend. Het meest hardnekkige gerucht stelt dat ze motoren van Mercedes gaan gebruiken vanaf 2026.

Het lijkt er niet op dat de Renault-motoren een mooi slotakkoord gaan krijgen. Alpine is dit jaar een van de slechtste teams op de baan en de kans is groot dat dat volgend jaar vrijwel hetzelfde zal zijn. Het is een ontluisterend einde van een legendarische geschiedenis van de Franse motorleverancier.