Voor de gemiddelde autoliefhebber heeft de naam Packard weinig betekenis. Dat is ook niet zo vreemd. De piek van het Amerikaanse merk was namelijk in de jaren '20 en '30, toen het bezit van een Packard het ultieme doel was van elke zichzelf respecterende rijkaard.
Zelfs Rolls-Royce en Cadillac kwamen niet in de buurt van een Packard. Diverse modellen met zes-, acht- en zelfs gigantische 7,8 liter twaalfcilinders zetten de toon in het luxesegment vóór de Tweede Wereldoorlog.
Fusie en ondergang
Na WWII wist Packard die vorm echter niet vast te houden. Het merk verloor het cachet als het meest begeerlijke luxeproduct op vier wielen en kon in de goedkopere segmenten niet concurreren met de machtige Big Three: Ford, General Motors en Chrysler.
Vanwege aanhoudende financiële problemen fuseerde Packard in 1954 noodgedwongen met een andere kleine fabrikant: Studebaker. De fusie was echter geen lang leven beschoren. Drie jaar later zette Studebaker een streep door het merk Packard en werden de deuren van de enorme fabriek in Detroit gesloten.
Post-apocalyptische puinhoop
In de zeventig jaar na de sluiting van de fabriek is er helemaal niets gebeurd. Het terrein met een oppervlakte van 325.160 vierkante meter is sinds 1957 gewoon aan z'n lot overgelaten.
Door decennia van achterstallig onderhoud, vandalisme en brandstichting is het in 1903 gebouwde complex, waar ooit 40.000 mensen werkzaam waren, vervallen tot een soort post-apocalyptische puinhoop. De locatie binnen rampenstad Detroit zorgt er echter voor dat het iets minder opvalt.
Sloopbevel
De ambitieuze gemeenteraad van Detroit heeft nu echter genoeg van het aanzicht van de vernielde fabriek. De Packard Plant wordt gezien als visuele verontreiniging en een gevaar vanwege de aantrekkingskracht op daklozen, drugsverslaafden, berovers, pyromanen en andere stereotypes uit Detroit.
Via een rechtszaak heeft de gemeenteraad daarom een bevel verkregen voor de sloop van het gehele complex. De rechter heeft de eigenaar van de fabriek, de in Peru gevestigde Spaanse investeerder Fernando Palazuelo, 90 dagen gegeven om de sloop uit te voeren. Het bevel werd uitgevaardigd nadat Palazuelo en zijn advocaat de rechtszaak gemist hadden.
10 miljoen
Palazuelo kocht het terrein in 2014 voor een schamele 405.000 dollar bij een veiling van de Wayne County belastingdienst. De beste man beloofde de complete fabriek te renoveren op zijn eigen kosten. Daarbij zou een budget van minimaal $500 miljoen nodig zijn. De afgelopen acht jaar is er echter niet meer dan een miljoen per jaar naar de onderhoud van het complex gegaan.
Volgens het gerechtelijke bevel heeft Fernando Palazuelo 21 dagen om een sloopvergunning aan te vragen, 42 dagen om de gebouwen te slopen en 90 dagen om de sloop af te ronden. Bovendien moet hij zelf voor de sloopkosten op gaan draaien. Het bedrag wordt geschat op minimaal 10 miljoen dollar.
Eigen schuld
Volgens de Chuck Raimi, advocaat voor de gemeenteraad, was het bevel de enige manier om iets te doen aan het gevaar van de ruïnes van de Packard-fabriek. Tegenover de Detroit Free Press verklaarde hij dat Palazuelo zichzelf in de nesten gewerkt heeft:
"Hij besloot om het te kopen en dacht het misschien onverwacht winst zou gaan maken. Maar in plaats daarvan deed hij niets en liet hij [de fabriek] zitten als een gevaarlijke bron van overlast. Dus het is zijn gedrag dat hem in de situatie gebracht heeft waar hij nu in zit."
- iStock