De reiskosten zijn de pan uit gerezen. Zowel het reizen met de auto als met het openbaar vervoer, is tegenwoordig onbetaalbaar voor mensen met een minimumloon. Zelfs mensen met een modaal inkomen, komen in de problemen.
Dat blijkt uit cijfers van Nibud. Het budgetinstituut heeft in opdracht van de mobiliteitsalliantie uitgezocht hoe duur het vervoer tegenwoordig is. In die alliantie zitten onder andere de ANWB, de Fietsersbond en de NS. De voornaamste reden voor de problemen zijn de gestegen kosten voor reizen met het OV als de auto. Sinds 2015 is dat maar liefst 30 procent duurder geworden.
Volgens het Nibud betekent dit dat er steeds meer huishoudens in de problemen komen. Huishoudens met kinderen hebben al helemaal problemen. Volgens de berekeningen komen die tussen de 200 en 900 euro per maand te kort.
Opvallend is dat er geen verschil lijkt te zijn tussen de kosten voor reizen met het OV als reizen met de auto. Hoewel een auto meer vaste kosten heeft, wordt dat gecompenseerd doordat de auto voor meer mensen tegelijk gebruikt kan worden. Een gezin met vier mensen hoeft maar één ritje met de auto te maken, maar zou vier kaartjes voor de trein moeten kopen.
Wat ook meespeelt, is dat veel voorzieningen verdwenen zijn buiten de grote steden. Ziekenhuizen en cultuurcentra bevinden zich steeds meer in de steden en steeds minder op het platteland. Ook zijn veel buslijnen op het platteland verdwenen, waardoor de kosten per rit nog hoger worden omdat er nu meer omgereden moet worden.
Volgens de mobilieitsalliantie tast dit ‘het weefsel van de samenleving’ aan. Omdat het duurder wordt om naar school, werk, sportverenigingen, familie en cultuurscentra te gaan, raken mensen social geïsoleerd. Een oplossing zou volgens de alliantie kunnen zijn om meer voorzieningen aan te bieden, of door werkgevers meer reiskostenvergoeding te laten aanbieden.