Klassiekerwatch: deze auto's worden belastingvrij in 2024

Met een nieuw jaar is er ook een nieuwe lichting echte oldtimers. We nemen even een kijkje naar de selectie van veertig jaar geleden.

Klassiekerwatch: deze auto's worden belastingvrij in 2024

Chevrolet Corvette C4

We trappen af met een dikke vette...Vette. De C4-generatie was na vijftien jaar van alsmaar verder afgeknepen motoren in de verouderde C3 een absolute verademing. Met een aerodynamische body, betere materialen een een chassis dat ook naar links en rechts kon sprong de Corvette meteen lichtjaren vooruit.

Met 205 pk was de basis 5,7 liter V8 nog altijd geen krachtpatser, maar door een 117 kilo lager gewicht en betere stroomlijn kon de 0-100 sprint in 7.1 seconden afgerond worden en lag de top op een puike 241 kilometer per uur. De oude C3 kwam in zijn laatste gedaante niet verder dan 8,4 seconden en 201 kilometer per uur.

De latere, echt razendsnelle versies van de C4 kwamen pas aan het einde van de eerste serie in 1990. De door Lotus opgekietelde ZR-1 en de Grand Sport zijn dus niet voor belastingvermijders weggelegd. Met een handgeschakeld basismodel kun je echter prima tevreden zijn. Een motorswap is bovendien relatief eenvoudig gedaan.

Opel Kadett E

Van de top van General Motors springen we meteen helemaal naar beneden. De Opel Kadett E was namelijk een rasechte volksauto, zonder die eigenaardige badge. Het model verving de Kadett D, de eerste bolide van het merk met voorwielaandrijving. Het recept bleef grotendeels hetzelfde, op wat gegroeide buitenmaten na. De Kadett was te krijgen als driedeurs of vijfdeurs hatchback, vierdeurs sedan en drie- en vijfdeurs 'Caravan' stationwagen.

Onder de kap vond je in dat eerste modeljaar een verouderde 1,2 liter OHV met 55 pk, een 1,3 OHC met 60-75 pk en een 1.6 met maximaal 90 pk. Sportievelingen konden kiezen voor een GSi met een 1,8 liter 8-klepper en 115 pk. Voor spaarzamere types was er de 1.6D natuurlijk ademende diesel die 55 pk ophoestte. Een vroeg exemplaar van de Kadett E opsporen zal niet eenvoudig zijn. De roestduivel, onervaren bestuurders en de status als wergwerpartikelen hebben pre-facelift modellen zeer zeldzaam gemaakt.

Ford RS200

Terwijl Opel met de Kadett E jan en alleman bediende zette Ford een exclusief monster in de showroom. De RS200 was hét antwoord op de Group B rallybolides van Audi, Lancia en Opel. Met een bijzondere middenmotor-layout (en de versnellingsbak vóórin) en vierwielaandrijving moest de Ford de nieuwe koning van het WRC gaan worden. Door een moeilijke ontwikkelingstijd kwam de auto echter te laat en met teveel kinderziektes aan de start.

Om de racer te homologeren werd er in 1984 begonnen aan de productie van 200 straatauto's. Deze kregen een geknepen versie van de 1,8 liter BDT turbo viercilinder mee me† 250 in plaats van 450 pk, en een ruw afgewerkt interieur. Vanwege het gebrek aan succes vaan de rallymachines, de verwoestende crash van RS200-rijder Joaquim Santos in Portugal en het opheffen van Group B waren de straatversies destijds echter niet te slijten. Uiteindelijk werden er slechts 148 door Ford in elkaar geschroefd.

Veel van de RS200's eindigden uiteindelijk in de rallycross en nationale kampioenschappen. Sommigen werden zelfs ingezet door de Britse politie. Echte vrekken hebben niet zoveel aan de belastingvrije status van de eerste exemplaren. Een frisse straatversie kost je minimaal een dikke twee ton aan euro's.

Skoda Rapid

Zijn hyper-exclusieve homologatiespecials toch niet je ding? Dan kun je misschien beter kijken naar een 'snelle' Skoda. Tegenwoordig kennen we de Rapid als een belegen hatchback, maar back in the eighties was het een sexy coupeversie van de 120/130 sedan. Met de motor achterin kon de Rapid gezien worden als een Alpine of 911 van achter het Ijzeren Gordijn.

De selectie motoren kon die belofte echter niet waarmaken. De sportieve Skoda-koper kon kiezen uit een 1,2 of 1,3 liter viercilinder. Die blokjes leverden tussen de 55 en 63 pk. Zelfs met een relatief laag gewicht van 855 tot 915 kilo maakte dat de Rapid niet bepaald...rap. Toch is zo'n kekke communisten-Alpine nog altijd een interessante, alternatieve keuze.

Pontiac Fiero

In dezelfde lijn als de Rapid vinden we de Pontiac Fiero, een rasechte Ferrari voor het volk. De auto was echter geboren als kind van de oliecrisis. De Fiero moest een brandstofsparende forenzenmobiel worden die het gemiddelde verbruik van Pontiac's modellengamma omlaag zou halen. De eerste serie was daardoor alleen te krijgen met een 2,5 liter viercilinder en een schamele 90 pk. Het basismodel werd zelfs aangeprezen als Fuel Economy Leader met een overdrive op de handgeschakelde vierbak.

Belastingschuwe snelheidsmaniakken kunnen de eerste Fiero's dus beter overslaan, ook vanwege de betrouwbaarheids- en brandbaarheidsrisico's. Als je een goed kunt vinden heb je echter wel een extra goedkope basis voor je volgende supercar-replica.

Ferrari 288 GTO

Een van de modellen die je als inspiratie zou kunnen gebruiken voor je replica is de Ferrari 288 GTO. Met dit model startte Ferrari een traditie van super-exclusieve middenmotor hypercars. De GTO was daar echter helemaal niet voor bedoeld. Na private projecten rond de 308 GTB werden er in Maranello plannen opgezet om een Group B raceproject te starten. Let wel: dan hebben we het niet over de rallysport, maar de GT-racerij. De 288 GTO was bedoeld als concurrent voor de Porsche 959 (961) en BMW M1 op Le Mans.

Vanwege een gebrek aan deelnemers voor de Group B GT-divisie kwam de GTO echter nooit aan de start. In plaats daarvan kreeg de auto een plekje in de geschiedenis als eene exclusieve hypercar met Ferrari's eerste twin turbo V8 (400 pk). Een paar jaar later werd het model meteen ondergesneeuwd door de brute F40. Met een productierun van slechts 272 exemplaren is de GTO echter exclusiever dan alle andere Ferrari 'halo cars.' Je telt er nu dan ook minimaal een paar miljoen voor neer.

Cargasm
  • Chevrolet, Stellantis Media, Saab, Opel, Ford, Skoda, Ferrari, Mercedes-Benz, Bentley