'Verbrandingsmotoren blijven in de Formule 1'

De Formule 1 is druk bezig met het onderzoek naar manieren om de verbrandingsmotor te behouden. Met innovatieve brandstoffen wil de organisatie de onstuitbare opmars van elektrificatie een halt toeroepen. De V10 gaan we echter nooit meer terugzien.

'Verbrandingsmotoren blijven in de Formule 1'

De Formule 1 staat op een belangrijk en moeilijk punt in de 70-jarige geschiedenis van de sport. Door de jaren heen zijn de regels rondom de motoren maar liefst negen keer drastisch veranderd. Er werd daarbij elke keer wel uitgegaan van een basisprincipe: fossiele brandstof erin, zoveel mogelijk vermogen eruit. De ontwikkelingen van de laatste tijd lijken dat concept echter te bedreigen.

Series zoals de Formule E, Extreme E en het ETCR staan voor de opmars van de elektrische auto, die ondanks de vele nadelen niet te stoppen lijkt. Voor de gemiddelde fan heeft het er de schijn van dat het een kwestie van tijd is voordat de Formule 1 zich bij die ontwikkeling zal moeten voegen, al helemaal nu de huidige, overgecompliceerde turbo-hybride-formule niet houdbaar lijkt. De exodus van Honda, dominantie van Mercedes, klachten vanuit de fans en het verbieden van de verbrandingsmotor door overheden schetsen het beeld dat de 1,6 liter V6 met elektrohulp geen lang leven beschoren is.

Blijven verbranden

In een interview met Autosport meldt Yath Gangakumaran echter dat de verbrandingsmotor voorlopig nergens heen gaat. Hij heeft recht van spreken, want achter die moeilijke naam zit een minstens ingewikkelde titel: Director of Strategy and Business Development. Grof gezegd heeft Gangakumaran samen met huidige CEO Chase Carey (en toekomstige CEO Stefano Domenicali) de touwtjes in handen wat betreft de toekomst van de Formule 1.

Volgens hem heeft het weinig zin om meteen met vol enthousiasme op de elektro-trein te springen. Overheden kunnen de verkoop van nieuwe auto's met verbrandingsmotoren wel gaan verbieden, maar het merendeel van de mensen zal zich toch per benzineslurper of hybride blijven verplaatsen. Yath Gangakumaran wil daarom met meer praktische oplossingen de uitstoot van de Formule 1 en uiteindelijk het reguliere wagenpark verminderen: "Wij geloven dat er meerdere routes naar een autoindustrie met een lagere CO2-uitstoot. We willen geassocieerd worden met een oplossing die niet alleen een grote positieve impact heeft op de autoindustrie, maar ook onze doelen als een sport die fans over heel de wereld wil vermaken kan steunen."

Elektrisch of waterstof niet realistisch

Gangakumaran is er niet van overtuigd dat een elektrische of door een waterstofcel-aangedreven F1-wagen een reële optie is. De techniek is simpelweg niet geschikt voor het Grand Prix-format: "Ja, iedereen heeft het over elektrisch en waterstof. En daar hebben we naar gekeken als onderdeel van onze volgende generatie motoren, die over vijf jaar zal komen. Maar [elektrisch en waterstof] hebben niet echt de prestaties en eigenschappen die we nodig hebben als top van de autosport. Ze staan ons niet toe om onze auto's op de snelheden die we willen aan te driven en ze zijn niet geschikt voor de afstanden die we nodig hebben op onze circuits."

Synthetisch of biobrandstof

Om ondanks het behoud van een verbrandingsmotor toch een positieve bijdrage te leveren aan het klimaat wil Yath Gangakumaran vol gaan inzetten op de productie van volledig synthetische, duurzame brandstof of een doorontwikkelde vorm van biobrandstof. De Formule 1 moet daarin nauw gaan samenwerken met oliegiganten zoals Shell en Total, die reeds actief zijn in de sport: "We geloven dat we als een wereldwijd platform dat honderden miljoenen kijkers heeft dat we kunnen laten zien dat het mogelijk is om een zeer efficiënte verbrandingsmotor te hebben aangedreven door duurzame brandstoffen. We denken dat het gaat aanslaan bij de automotive industrie omdat van de meer dan een miljard voertuigen op de weg, 99% een verbrandingsmotor heeft. De meest auto's zijn normaal gesproken tenminste 15 jaar op de weg, sommigen gaan decennia lang mee. Ze gaan niet binnen afzienbare tijd weg."

Het hoofdpunt van deze strategie is dat de Formule 1 wederom zal dienen als een lab voor de reguliere autoindustrie. De brandstoffen die in de F1 ontwikkeld zullen worden moeten uiteindelijk hun weg gaan vinden naar de pomp op de hoek: "Het zal niet alleen een positief effect hebben voor ons wat betreft CO2-uitstoot, maar zal ook een positieve impact hebben op de bredere autoindustrie" besluit Gangakumaran.

Formule 1
  • Mercedes Petronas F1