Bij Group B denk je al snel aan vuurspuwende, extreem krachtige monsters zoals de Audi Sport quattro, Lancia Delta S4 en Ford RS200. In dat exclusieve clubje van vierwielaangedreven rallylegendes vinden we echter een vreemde verstekeling: de Citroën BX 4TC Evolution. De grote vierdeurs blokkendoos lijkt tussen de exotische middenmotor prototypes en de korte quattro totaal niet op zijn plaats te zijn.
Huiswerk overgenomen
De 4TC werd eind 1985 gepresenteerd als de Group B competitieversie van Citroëns populaire hatchback. De wagen was het resultaat van vier jaar rommelen met allerlei verschillende prototypes op basis van de Visa en BX.
Na concepten voor een middenmotor, achterwielaandrijving en voorwielaandrijving kwamen de Fransen uiteindelijk uit op een akelig bekende layout. De 4TC kreeg de motor in de lengte, ver voorin de neus, met daarachter de versnellingsbak en aandrijving op alle vier wielen. Je raadt het al: dit was de exacte layout die Audi gebruikte voor de quattro.
Franse slag
Citroën had de hoofdlijnen goed gekopieerd van de Duitsers, maar de details lieten veel te wensen over. De motor was een stokoude 2,2 liter Simca viercilinder uit 1970, waar voor de vorm een injectiesysteem en een turbo aan gehangen waren. De gietijzeren achtklepper werd tot 405 pk uitgeperst, maar moest om de betrouwbaarheid te behouden teruggeschroefd worden naar 380 pk. Vanwege de overvolle neus en de gebrekkige gewichtsverdeling werd het koelsysteem naar de staart verplaatst.
Het vermogen ging via een van de antieke DS afstammende versnellingsbak naar de wielen, zonder tussenkomst van een centraal differentieel, visco-koppeling of een tussenbak. Dankzij die directe aandrijving was vermogensafgifte altijd 50/50 tussen de twee assen. Prima op los zand, maar een nachtmerrie op asfalt rallies, waar de assen elkaar zeker in krappe bochten tegen zouden werken. Op dat soort stages had de Citroën bovendien een handicap vanwege de ver voorin geplaatste motor en het relatief zware gewicht van 1150 kilo. Het minimumgewicht was slechts 960 kilo.
Vijf jaar te laat
Het basisrecept achter de BX 4TC was dus vrijwel gelijk aan dat van de succesvolle Audi...uit 1981. De Citroën maakte zijn debuut echter pas in 1986. De auto was gewoonweg vijf jaar te laat om competitief te zijn. De concurrentie was lichter, wendbaarder, meer gespecialiseerd en had veel meer vermogen onder de rechtervoet. Rijders Jean Claude Andruet en Phillippe Wambergue konden dan ook geen vuist maken tegenover de overmacht van Audi, Lancia, Peugeot, MG en Ford.
Citroën schreef de BX 4TC in voor slechts drie rallies in 1986: Monte Carlo, Zweden en Griekenland. Uit die zes starts kwam slechts één finish. Andruet wist de zware afvalrace in Zweden als zesde te overleven. Daarbij eindigde hij echter negen seconden achter een Audi Coupe quattro en een Audi 90 quattro, twee veel zwakkere Group A machines. Citroën sloeg drie rallies over tussen Zweden en Griekenland om aan de auto te werken, maar beide overleefden de laatste rally niet, ondanks het voordeel van de soepele hydropneumatische vering.
Teruggekocht
Na drie grotendeels vruchteloze pogingen om aan te haken bij de grote teams trok Citroën de stekker uit het Group B project, nog vóór het verbannen van de klasse na de crash van Henri Toivonen en Sergio Cresto op Corsica. Aangezien moederbedrijf Peugeot veel meer succes had met de moderne 205 T16 had de BX 4TC geen bestaansrecht. Van de voor de homologatie verplichte 200 exemplaren werden er slechts 125 gemaakt voordat Group B aan zijn einde kwam.
Hiervan waren 20 Evolution rallywagens, terwijl 105 door het leven gingen als de 200 pk sterke 'Serie 200' straatauto. Vanwege de hoger prijs, slechte reputatie, twijfelachtige betrouwbaarheid, hoge reparatiekosten en weinig indrukwekkende prestaties kon Citroën zelfs de wagens niet kwijt. Slechts 85 werden aan de man gebracht, maar stuk voor stuk begonnen de onbetrouwbare auto's veel geld te kosten in garantieclaims. Om verdere rekeningen en slechte publiciteit te besparen begon Citroën de auto's noodgedwongen terug te kopen, waarna ze onverbiddelijk gesloopt werden.
Geen koopje
Vanwege die schadebeperkingen is er naar schatting slechts 30% van de 4TC's overgebleven. Slechts zes hiervan zijn de Evolution-spec rallywagens. Veilinghuis ArtCurial heeft een van die wagens uit het Loheac Museum in Noord Frankrijk weten te trekken. De wagen werd in 1986 rechtstreeks gekocht van Citroën door de eigenaar van het museum, de excentrieke sportwagenbouwer Michel Hommell.
Ondanks de slechte reputatie en het gebrek aan racehistorie voor Chassis 18 is de vraagprijs vergelijkbaar met andere Group B machines: €250.000 - 350.000. Zin in een beroerde rallywagen die mooi is van lelijkheid? De advertentie vind je hier.
- ArtCurial, DriveTribe
- ArtCurial